U bevindt zich hier: Home Theo Thijssen Biografie

Biografie

Wie was Theo Thijssen?

Die van de Verkade-albums over bos en duin? Nee, dát was Jac.P. Thijsse, zonder n op het eind. Theo Thijssen, dat was die van Kees de jongen, Het taaie ongerief,De gelukkige klas en Het grijze kind. En van de Zwembadpas? Ja, ook van de Zwembadpas! 
De medewerkers van het Theo Thijssen Museum in de Jordaan moeten gasten soms even op het goede spoor zetten, vóór het muntje valt. "O, díe jongen! Nee, maar nou herinner ik me toch óók wel; zeker, die heb ik ook gekend; 't is een tijdlang zelfs een speciaal vriendje van me geweest!" Die zin komt uit de proloog van Kees de jongen (1923), waarin Thijssen aankondigt te gaan schrijven over Kees, een héél bijzondere jongen maar nog té onbekend. Hij maakt zich sterk dat velen al lezend toch verrassend veel in Kees zullen herkennen. En dan volgt bovenstaand citaat, dat niet alleen op Kees Bakels maar ook op Theo Thijssen zou kunnen slaan. Thijssen wilde in deze roman een algemeen psychologisch portret schetsen van een jongen (dé jongen) van een jaar of elf, voortdurend uit de weerbarstige werklelijkheid wegvluchtend in romantische fantasieën. Juist daarom herkennen zoveel lezers die het kind in zichzelf nog niet geheel zijn kwijtgeraakt zich in Kees. Maar al lijkt bijna iedere twaalfjarige een beetje op Kees, Kees zelf lijkt toch het meest op Theo Thijssen. 
Theodorus Johannes Thijssen (thuis Do genoemd) was net als zijn romanheld Kees de zoon van een schoenmaker in de Jordaan. Hij werd op 16 juni 1879 geboren achter de winkel van zijn vader, Eerste Leliedwarsstraat 16 -- nu het Theo Thijssen Museum. De familie Thijssen bewoonde er alleen de begane grond; in de kelder en op de bovenverdiepingen  woonden nóg zeven gezinnen. De Jordaan was eind vorige eeuw dan ook de dichtstbevolkte en armste stukje Amsterdam, nog zonder het romantische imago dat Israël Querido en Johnny Jordaan de buurt en haar bewoners later zouden bezorgen. Geheel volgens Jordanese traditie hield vader Thijssen duiven, maar als middenstander genoot hij wel wat meer welstand dan de doorsnee-Jordaner. Al beroemde hij zich daar zeker niet op: uit solidariteit met het proletariaat rekende Sam Thijssen zich tot de eerste aanhangers van Ferdinand Domela Nieuwenhuis, de leider van het eerste socialistische partijtje in Nederland. Zijn oudste zoon Do daarentegen, die als kind nog over weinig zelfverworven zekerheden beschikte, hechtte nog zeer aan het onderscheid tussen zijn eigen " fatsoenlijke" stand enerzijds en de ordinaire 'klompjeskinderen' en 'straatslijpers' anderzijds. Net als Kees Bakels, die op de lagere school een paar woorden Frans had geleerd en zijn best deed Franse toeristen naar het pas gebouwde Rijksmuseum te gidsen. (Dat die vermeende toeristen Amsterdammers bleken te zijn,  was natuurlijk pech.) Terugblikkend beschrijft de Thijssen, doorgewinterd socialist, zijn eigen prille standsbewustzijn en dat van Kees Bakels met inlevende zelfspot. De zeer bescheiden welstand die vaders winkel opleverde (op zaterdag krentenbrood; naast varkensvlees ook rundvlees; een echt vloerkleed in de opkamer) bleek trouwens buitengewoon kwetsbaar. Toen Do  een jaar of acht was, openbaarde zich bij zijn vader tuberculose. Enige jaren zweefde het gezin tussen hoop en wanhoop; met de winkel ging het bergafwaarts. Eind 1890 overleed Sam Thijssen op 37-jarige leeftijd. Zijn weduwe Aal Thijssen-Fieggen, 32 jaar, bleef achter met zes kinderen. Zij verhuisde met haar hele span naar de Brouwersgracht, waar ze een kruidenierszaakje begon. De oudste jongens, Do en Henk, hielpen vóór en na schooltijd stevig mee. Anders dan zijn alter ego Kees, hoefde Do hij zijn school echter niet voortijdig af te breken. Dankzij een rijksbeurs voor zéér knappe leerlingen en de opofferingsgezindheid van zijn moeder, die accepteerde dat zij hem een paar jaar als mede-kostwinner zou missen, kon hij dóórleren voor onderwijzer, op de Rijkskweekschool in Haarlem. 
Het lijkt er niettemin op dat de vroege dood van zijn vader en het plotselinge verlies van zijn illusies over zijn maatschappelijke status hem een levenslang gevoel van onzekerheid heeft opgeleverd, van angst om te worden ontmaskerd als een 'klompenschooiertje'. De schaamte voor het uit de toon vallen, gesymboliseerd door 'verkeerde' kleding, is het hoofdthema van zijn tragikomomische roman Het taaie ongerief (1932), maar het thema komt eigenlijk in bijna al zijn romans voor. Des te meer genoot Thijssen als hij er toch weer in slaagde het vanzelfsprekend middelpunt te zijn van zijn familie, vriendenkring, vergadering of klas. Bij ontmoetingen onder vier ogen echter was enige schutterigheid hem niet vreemd. 
Bijna een kwart eeuw was hij onderwijzer; het langst op Openbare Lagere School No. 104, Tweede Boerhaavestraat 80, uitkijkend op het Oosterpark. Hij woonde tientallen jaren in de naburige Transvaalbuurt (Laing's Nekstraat 34, hoek Pretoriusplein). Meester Thijssen werd op handen gedragen, getuigen zijn oud-leerlingen, en wie zijn romans Schoolland en De gelukkige klas (1925, 1926) leest, begrijpt waarom. Rekenen en taal moesten degelijk worden geleerd, vond Thijssen, maar voor de rest moest de klas een warm nest zijn, een solidair bolwerk tegenover de bemoeizuchtige buitenwereld. Een van de hoogtepunten van zijn jaar waren de schoolvoetbaltoernooien; Ajax-fan Thijssen (oprichter Han Dade was zijn zwager) speelde dan scheidsrechter. In 1921 verliet Thijssen het onderwijs en werd bezoldigd bestuurder van de Bond van Nederlandsche Onderwijzers. In de bondsuitgave School en Huis verschenen bijna al zijn romans eerst als feuilleton. Via de vakbeweging belandde hij in de jaren dertig in de politiek: de Tweede Kamer en de Amsterdamse gemeenteraad. Hij gedroeg zich als een geamuseerde buitenstaander, behalve als de onderwijsbelangen in het geding waren. En dan wond hij zich hevig op over dingen die anderen futiliteiten vonden. In de Amsterdamse raad maakte hij zich sterk voor handhaving van de subsidie voor de Sinterklaasviering op openbare scholen en sprak er schande van dat kinderen met ouders "in de steun" naar school werden gestuurd op klompen die de gierige gemeente als ondersteuning in natura ter beschikking stelde. "Van een Amsterdammer kan men met grote stelligheid zeggen dat hij geen klompen draagt. Alleen een deel der landelijke bevolking maakt hierop wellicht een uitzondering. Men krijgt de kinderen niet met klompen naar school. (...) Dat beteekent een uitbazuinen tegenover de gehele wereld: dit kind draagt schoeisel dat zijn vader en moeder niet betalen kunnen en dat het krijgt van de gemeente! Dit is in de twintigste eeuw voor het kind een meedogenloze pijniging." We herkennen moeiteloos de schrijver vanHet taaie ongerief.
Hoeveel hij als raadslid ook voor de stad betekende, belangrijker is toch dat hij voor zijn allerlei Amsterdamse plekken een speciale emotionele lading heeft gegeven. Sinds Kees de jongen is de Vondelstraat, waar Kees hunkerend onder een villaraam naar vioolspel luisterde, symbool voor veler culturele wensdromen, de grauwe Tuinstraat het adres van de beunhazende kleermaker Christiaan Kraak en de Reestraat de straat van Kees' grote liefde Rosa Overbeek en daarmee de meest romantische straat van Nederland. 

Peter-Paul de Baar

Meer in deze categorie: « Theo Thijssen Boeken »

CITAAT VAN DE MAAND

"Jarenlang heb ik het stilgehouden, de jongen uit het oliewinkeltje. () Zijn moeder was een ongetrouwde juffrouw, maar hij had een erg aardige oom, die dikwijlss avonds in het kamertje achterhet oliewinkeltje kwam zitten. En dan dronken ze een glaasje pons of zo, en hij, Ferdinand, kreeg ook een glaasje, met een beetje veel water er bij.  ()
Na een ruzieavond is de oom weggebleven, en toen kwam er een nette kommensaal, die aanspreker was. Het was in de influenzatijd* en de aanspreker verdiende grof geld.

 (De jongen uit het oliewinkeltjes, in: De Nieuwe School juli 1910, herdrukt de bundel Egeltje, 1929.) 

*Thijssen bedoelt waarschijnlijk de griepepidemie in de winter van 1889-1890.

Navigeer

Locatie

    • Eerste Leliedwarsstraat 16
    • 1015 TA Amsterdam
    • 020-4207119
    • Donderdag t/m zondag van 12.00 - 17.00

 

 

Familie Familie