U bevindt zich hier: Home Het Museum Tentoonstellingen-archief 2000-2005

2000-2005

Binnen de sociaal-democratische beweging was A.M. de Jong voor de Tweede Wereldoorlog als populairste schrijver. Nog tot in de jaren zestig boekte De Arbeiderspers grote successen met de A.M.de JongOmnibus. Merijntje Gijzen en Bulletje en Bonestaak (beide net heruitgegeven) blijven getuigen van De Jongs beeldend vermogen, productiviteit en veelzijdigheid. Daarvan getuigde deze tijdelijke tentoonstelling in het Theo Thijssen Museum, ingericht door Hans Stoovelaar. De Jongs intensieve contacten met Theo Thijssen (jarenlang woonden ze bij elkaar om de hoek) kregen daarbij extra aandacht. De tentoonstelling werd geopend door schrijver-journalist en A.M.de Jong-fan Guus Lujters. Aansluitend werden fragmenten getoond uit de ?lm Merijntje Gijzens jeugd uit 1936, geregisseerd door Kurt Gerron. A.M. de Jong speelt daarin zelf een glansrol als dorpspastoor.

Zonder plichtplegingen ging in het Theo Thijssen Museum de nieuwe wisseltentoonstelling open. Titel: “O, die jongen?” Hoe het verder ging met Kees. De expositie, waarbij inrichter Hans Stoovelaar met hulp van Thijs Wierema zowaar ook een bibliogra?sche catalogus samenstelde, was geheel gewijd aan Thijssens populairste roman Kees de jongen, losjes geïnspireerd door zijn eigen jeugd in de Jordaan. De tentoonstelling liet alle gedaanten van het boek zien, inclusief de voorgeschiedenis. Kees de jongen verscheen weliswaar in 1923, maar het allereerste fragment schreef Thijssen al in 1908, als begin van een feuilleton in zijn kritische blad De Nieuwe School Tussen 1908 en 1915 verschenen er in totaal dertien fragmenten. Voor het bondsblad School en Huis werkte Thijssen in 1921-1922 de losse scênes uit tot een doorlopend verhaal, dat in 1923 in boekvorm verscheen. Het wordt tot op de dag van vandaag herdrukt. Zoals Rob Grootendorst eens zei: “’t Is geen bestseller, maar een longseller”. De expositie toonde onder meer de Duitse vertaling uit 1935, video-opnames van Hellinga’s toneelversie en verschillende Kees-objecten: de atlas die hij met zijn zieke vader gaat kopen, de postzegels, zijn lievelingsboek De Woudlooper enzovoorts. Halverwege deze tentoonstelling, op 16 juni 2001, organiseerde het museum de Dag van de Zwembadpas.

Nooit eerder presenteerde het museum zó ’n grote wissel- Thijssens Verzameld werk. expositie als die rondom Thijssens roman Het taaie ongerief (1932). Het onderwerp vroeg er ook om. Thema van dit hilarische boek is de ellende die een mens kan beleven aan kleding waar iets mis mee is, althans waarvan de drager vreest dat er iets mis mee is. Eigelijk een boek over schaamte: een thema van alle tijden. Voor het eerst wisselden de vaste expositie (tot dan toe aan de lange muur van het museum) en de tijdelijke expositie van plek, om de laatste alle ruimte te geven. Ze werd oogverblindend, dankzij vormgeefster Meike Ziegler én Josine Koeleman, student Museumstudies. Josine verzamelde bij musea en particulieren originele voorbeelden van in de roman genoemde kledingstukken. Met deze objecten werden alle vitrines langs de lange wand van het museum ingericht. Meike ontwierp bijzonder mooie wanddoeken met daarop de betreffende tekstpassages, gecombineerd met historische illustraties.

Om het eclatante succes van de Dag van de Zwembadpas (16 juni 2001) uit de vergetelheid te ontrukken, werd een kleine maar ?jne fototentoonstelling ingericht. Topfotograaf Eddy Posthuma de Boer (l.) was ho?everancier en mocht de expositie dan ook zelf openen. Alle hoogtepunten van die onvergetelijke dag waren terug te vinden in de kleine vistrine. Hans Dagelet en Rob van Reijn (r.) met hun ‘geillustreerde’ schriftlezing, feestredenaar Peter-Paul de Baar, Matthijs van Nieuwkerk, sporthistoricus Ruud Stokvis, bewegingswetenschapper Piet van Wieringen en een uitzinnige Rick de Leeuw met zijn ‘Lied van de Zwembadpas’: je kon het allemaal opnieuw beleven.

Op 27 november, twee dagen na de galapremiere in Tuschinski (met koningin en bestuursleden van de Stichting Theo Thijssen) en op de dag dat de ?lm Kees de jongen in de bioscopen ging draaien, opende ?lm-Kees Ruud Feltkamp de grote en volle tentoonstelling Eeuwig mooi. De ver?lming van ‘Kees de jongen’. Hoe verwerk je zo’n roman tot een ?lm? Wat komt daar allemaal bij kijken? En hoe zat ’t ook alweer met het ontstaan van het boek? De expositie gaf een spectaculair kijkje achter de schermen met tientallen prachtige scêne-foto’s, bekladde draaiboeken, story-boards, decorontwerpen (met dank aan Dirk Debou), ?lmkostuums, opmerkelijke rekwisieten (zoals de levensgrote wijzer van de ingestorte Westertoren). Daarnaast werd getoond hoe Thijssens roman (in twee feuilletonversies) tot stand kwam. Bij de opening gaf hoofdrolspeler Ruud nog even een schermdemonstratie in de Eerste Leliedwarsstraat.

Voorafgaand aan de opening op 16 juni togen vrienden en andere belangstellenden naar de Lindengracht om aldaar het 25-jarig bestaan van Hans Bayens’ standbeeld van Theo Thijssen als informele onderwijzer te vieren en stil te staan bij de 125ste geboortedag van de meester zelf. Gerben Hellinga sprak, Peter Paul de Baar las en Annelies Bayens legde bloemen. De expositie gaf een beeld hoe het toeging in het lager onderwijs in Thijssens tijd, tussen pakweg 1880 en 1940, maar bovendien van de ideeën die Thijssen daarover had. Sommige zijn inmiddels nauwelijks meer te volgen, andere bleken nog (of weer) verrassend actueel. Nostalgie overviel de (vele) bezoekers bij het zien van talloze boekjes, schriften, leermiddelen en schoolplaten. Ter ontnuchtering waren (in een ‘Audiotour’; een primeur in ons museum) sarcastische commentaren te horen van Thijssen, maar ook ontroerende passages uit zijn schoolromans. Stagiaire Lidy-Ann Hoekstra haalde de materialen uit alle uithoeken van het land en Meike Ziegler goot alles weer in prachtige vorm.

CITAAT VAN DE MAAND

"Jarenlang heb ik het stilgehouden, de jongen uit het oliewinkeltje. () Zijn moeder was een ongetrouwde juffrouw, maar hij had een erg aardige oom, die dikwijlss avonds in het kamertje achterhet oliewinkeltje kwam zitten. En dan dronken ze een glaasje pons of zo, en hij, Ferdinand, kreeg ook een glaasje, met een beetje veel water er bij.  ()
Na een ruzieavond is de oom weggebleven, en toen kwam er een nette kommensaal, die aanspreker was. Het was in de influenzatijd* en de aanspreker verdiende grof geld.

 (De jongen uit het oliewinkeltjes, in: De Nieuwe School juli 1910, herdrukt de bundel Egeltje, 1929.) 

*Thijssen bedoelt waarschijnlijk de griepepidemie in de winter van 1889-1890.

Navigeer

Locatie

    • Eerste Leliedwarsstraat 16
    • 1015 TA Amsterdam
    • 020-4207119
    • Donderdag t/m zondag van 12.00 - 17.00

 

 

Familie Familie