Print deze pagina
dinsdag, 31 maart 2015 09:48

Een geluk in het leven: sport in Theo Thijssens tijd. (15 juni 2006-1 september 2007.)

"Bakels, je hebt het meer gedaan!" Theo Thijssen en de opkomst van de sport in Amsterdam Zwemmen, rennen, schermen, schaatsen, schaken, voetballen: Theo Thijssen deed het allemaal – of hij droomde ervan. Want van jongsaf aan hield hij van lichaamsbeweging, maar helaas, bar weinig sporten waren rond 1890 bereikbaar voor een schoenmakerszoon uit de Jordaan. Toen echter Thijssen in 1939 met pensioen ging, was sport een passie voor arm en rijk geworden. Honderdduizenden sportten zelf, gingen naar wedstrijden kijken of volgden gespannen de radioverslagen. Die opkomst en inburgering van de sport in Amsterdam, juist samenvallend met Thijssens leven, was het thema van de nieuwe tentoonstelling Een geluk in het leven. Natuurlijk bestonden er al sinds mensenheugenis allerlei wedlopen, behendigheidsspelen en lichaamsoefeningen, maar die gingen pas sport heten toen er clubs, uniforme reglementen en wedstrijdschema’s voor kwamen. Dat gebeurde allereerst in Duitsland en Engeland, in de eerste helft van de 19de eeuw. In Amsterdam en de rest van ons land kwamen de sportclubs pas veel later, in de tweede eeuwhelft (met uitzondering van roeivereniging De Hoop, uit 1848). Tot rond 1900 bleef de sportbeoefening grotendeels voorbehouden aan de rijkelui. En sommige sporten bleven elitair tot de huidige dag, zoals cricket golf, tennis, paardrijden, schermen, roeien en hockey. Maar veel andere (voetbal, handbal, wielrennen, atletiek, turnen, boksen, zwemmen, schaatsen enzovoorts) werden wél populair in brede lagen van de bevolking, vooral na 1919, toen de achturige werkdag wettelijk werd ingevoerd. Een belangrijke drempelverlagende rol speelden het gymnastiekonderwijs en evenementen als het jaarlijkse schoolvoetbaltoernooi. De grootste bijdrage aan de popularisering van de sport leverden zonder twijfel de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam. Maar intussen groeide, vooral in socialistische kring, ook de ongerustheid. Stond de individuele prestatiedrang het ‘fair play’ en de gemeenschapszin niet in de weg? En was het supportersenthousiasme intussen niet ontaard in ‘sportverdwazing’? Thijssen zag er weinig kwaad in: jongens hebben nu eenmaal een uitdaging nodig!. Maar in zijn tijd was er ook nog geen F-side, en het debat blijft actueel. Over dat alles ging deze expositie, ingericht door stagiair Daan Doets, met medewerking van velen, onder wie Jaco Treurniet (verzamelaar Olympische Spelen 1928), sporthistoricus Jurryt van der Vooren en Ajax-kenner Carel Berenschot.. "Bakels, je hebt het meer gedaan!" Theo Thijssen en de opkomst van de sport in Amsterdam Zwemmen, rennen, schermen, schaatsen, schaken, voetballen: Theo Thijssen deed het allemaal – of hij droomde ervan. Want van jongsaf aan hield hij van lichaamsbeweging, maar helaas, bar weinig sporten waren rond 1890 bereikbaar voor een schoenmakerszoon uit de Jordaan. Toen echter Thijssen in 1939 met pensioen ging, was sport een passie voor arm en rijk geworden. Honderdduizenden sportten zelf, gingen naar wedstrijden kijken of volgden gespannen de radioverslagen. Die opkomst en inburgering van de sport in Amsterdam, juist samenvallend met Thijssens leven, was het thema van de tentoonstelling Een geluk in het leven -- opmaat voor de Theo Thijssen Sport- & Speldag op 16 juni 2007.